S
installations situations
c

Juul Sadée
An Act in 20 Minutes
’t Brandweer
03.10.2009

 

Het project AN ACT IN 20 MINUTES is in feite een prolongatie van een project dat de afgelopen weken onder dezelfde titel werd gepresenteerd bij Croxhapox in Gent. De ruimte was daar kleiner, waardoor er een grotere dichtheid  tussen de dingen bestond, dan hier nu het geval is. Een dichtheid die meer overeenkwam met de ateliersituatie waarin het werk daadwerkelijk is ontstaan. Het grootste verschil met Gent en de situatie hier is dat in Gent geen daglicht aanwezig was. Alleen kunstmatige lichtbronnen als monitoren en tl-buizen verlichtten de ruimte van binnen uit, met als gevolg dat de dingen vooral als silhouet waarneembaar waren.
Het project AN ACT IN 20 MINUTES is geen tentoonstelling van onafhankelijke kunstwerken. Zo veel is duidelijk. Het is evenmin een installatie. Het is eerder een situatie, een setting, gekoppeld aan een strakke tijdslimiet. Er wordt zelfs een verhaal verteld, door acteurs. Acteurs die wel spreken, maar geen directe dialoog aan gaan. Ze blijven in zichzelf gekeerd woorden produceren die klank zijn en flarden van betekenissen aaneenrijgen. Eigenlijk zijn de acteurs als “de dingen”. Acteurs zijn dingen, of: alle dingen zijn acteurs.
Het project toont een grote hoeveelheid dingen. Geen chaos, maar veelheid.

Dingen. Materialen. Klanken. Teksten. Er is geen hiërarchie, volgorde of richting in de manier waarop de dingen zijn neergelegd. Het enige is dat de dingen met veel zorg zijn neergelegd en in een staat van rust verkeren. Sommige dingen blijven in hun “ding-zijn” vastzitten en drukken bewust iets uit van eenzaamheid, of alleen zijn.
Het lijken buitenstaanders.
Andere dingen zijn in staat hun “ding-zijn” te overstijgen, en attribuut te worden in een groter verhaal.  De haaksels worden een metafoor voor het denken en het handelen.
Er ontstaan kluwen, spinsels, netwerken, een veelheid van verbindingen zonder begin of eind.  Je komt er niet uit, maar staat er altijd midden in. Hoogstens zijn er rustpunten, stoelen. Als een soort open plekken in het bos. De melancholie. Stokken worden verwijzingen naar de mannelijke macht van de koning die evengoed beschermend als bedreigend kan worden ervaren. Er is  verleiding van het niet getoonde, het verhulde. Verwarring, desoriëntatie, verdwaald, stellen we ons de vraag naar het waarom en het wat. Vragen naar betekenis en identiteit. Haar werk gaat dus niet over dingen. Via de dingen wordt de vraag gesteld waardoor intermenselijke relaties worden bepaald. Macht. Melancholie. Verleiding.
De beschouwer loopt door de dingen en wordt uitgedaagd verschillende posities in te nemen in het verhaal. Hoe het verhaal wordt naverteld is afhankelijk van het standpunt van de kijker en de volgorde die door hem wordt bepaald. Misschien is die positionering te vergelijken met iemand die net zijn huis is kwijtgeraakt, om wat voor reden dan ook. Even zal zo iemand op straat bivakkeren. Maar niet langer dan noodzakelijk is. Dan zal hij terugkeren naar de plaats waar zijn huis heeft gestaan en hij zal proberen nog iets van zijn persoonlijke bezittingen terug te vinden. Of: hij vindt dingen terug die hij als zodanig denkt te herkennen. Vervolgens zal hij wat hij gevonden heeft volgens een bepaalde ordening neerleggen op de grond. Zodat hij er op neer kan kijken. Hij zal er waarschijnlijk onophoudelijk, bijna obligaat, omheen lopen en er tussendoor gaan om zich af te vragen wat deze dingen nog voor een betekenis kunnen hebben. Een wonderlijk ritueel om de dingen tot leven te wekken… Misschien niet eens in de eerste plaats uit een puur praktische overweging, maar meer voor wie hij is.
Als we ons de rol van de beschouwer zo voorstellen, dan is hij eigenlijk de belangrijkste acteur in het geheel.
Daniël Birnbaum, hoofdcurator van de Biënnale van Venetië, vatte de door hem uitgezette thematiek samen onder de titel Making Worlds. Making Worlds impliceert de vraag naar wie we zijn, en dat die vraag niet langer op één manier is te stellen, en dus ook niet te beantwoorden. Hoe verhoudt zich iemands persoonlijke identiteit, tot zijn culturele en artistieke identiteit? En waardoor voelen we ons ontheemd, verdwaald of in crisis?
En hoe reageren kunstenaars daar op?
Making Worlds lijkt nog eens nadrukkelijk te willen herhalen dat de krachtige aanwezigheid van persoonlijke werelden, artistieke universums als tegenwicht tegen een geinternationaliseerde, geglobaliseerde, gemedialiseerde en door markt gedomineerde samenleving noodzakelijk is.
Birnbaum geeft aan, deze noodzakelijkheid in de nabije toekomst als een van de belangrijkste ‘taken’ te zien voor de beeldende kunst.  
Wie het werk van Juul Sadée kent en volgt, weet dat dáár het belang ligt van haar oeuvre. Ze maakt al lang geen dingen meer, maar schept een eigen universum waarin situaties en processen aaneen worden geregen, met telkens die ene onderliggende vraag: wat maakt ons tot wie we zijn? Of misschien beter: wie maakt ons tot wie we zijn?
Applaus voor Juul!

 

EJdJ
September 2009